Jij herkent het vast ook wel. Dat je in een overleg zit en aan alles voelt dat er iets niet wordt uitgesproken wat er wel is. Sommige mensen zeggen niets, anderen zijn heel veel aan het woord. Je ziet aan gezichtsuitdrukkingen dat sommigen afhaken. Rollende ogen, ogen die wegkijken of fronsende wenkbrauwen. Mensen die zitten te wiebelen op een stoel. Ik heb mezelf vaak afgevraagd: ‘wat is hier aan de hand? En wat wil en kan ik hiermee?’

Ik ben nu een maand onderweg in de module interventiekunde en krijg allerlei handvatten aangereikt om met deze situaties om te gaan. Van het waarnemen met al je zintuigen, het formulieren van mini theorieën en het toevoegen of reduceren van dubbelzinnigheid. Een verademing, zo ervaar ik het. In dit blog lees je meer over mijn eerste stappen in het vak interventiekunde.

Wat is interventiekunde?

Geitenwollen sokken, deze betekenis werd door sommige medestudenten aan de module interventiekunde gegeven op de eerste dag. Dat vind ik overigens niet heel erg vreemd, want het is ook een beetje ongrijpbaar. Inmiddels zijn we een paar weken verder en begint mijn beeld over interventiekunde te groeien.

Het is geen veranderkunde. Je kunt het wel zien als een aanpak binnen een verandertraject waarbij interventiekunde zich richt op de onderstroom in organisaties. Dat wat minder zichtbaar is, maar wel meespeelt in waarom het soms stroef loopt. Het gaat over het doorbreken van interactiepatronen die niet functioneel meer zijn. Dit doe je door te interveniëren. Dit kan groots en heel klein zijn. Vaak zijn de vragen die je stelt al een interventie.

Waarnemen met al je zintuigen  

Een van de vaardigheden van een interventiekundige is om waar te nemen met al je zintuigen, zonder daar meteen je interpretaties aan toe te voegen. Dit vraagt om het verbreden van je blik. Je kunt namelijk als mens nooit alles waarnemen. Als je alles wat je ziet, hoort, proeft, ruikt en voelt bewust zou waarnemen dan raak je overprikkeld. Dit wordt ook wel selectieve perceptie genoemd. Je kunt je blik verbreden door:

  • bewust andere zintuigen in te zetten;
  • jezelf af te vragen wat jou wel en vooral ook wat jou niet opvalt;
  • tijd te nemen om ergens rond te lummelen;
  • in gesprek te gaan met anderen over wat zij hebben waargenomen.

Er bestaat trouwens dubbelzinnigheid over de hoeveelheid zintuigen die je als mens hebt, dus houden we het voor nu even bij: ogen, oren, mond, neus en huid (-;

Mini theorieën formuleren

Als je van alles waargenomen hebt, ga je bij jezelf na:

  • Wat zou hier aan de hand kunnen zijn?
  • Welke betekenis kan ik geven aan dat wat ik waargenomen heb?
  • Wat zou de vraag van mijn opdrachtgever kunnen zijn?

De mini theorieën die je formuleert helpen je om erachter te komen waardoor het ergens stroef loopt. Je kunt het zien als bewuste aannames. Je gaat onderzoeken of er ‘een kern van waarheid’ in deze mini theorieën zit. Als het ware toets je jouw aannames en als het niet klopt, laat je ze ook weer los.

Samen met drie studiegenoten gaan we bij een organisatie een interventiekundige opdracht uitvoeren. We zijn nog niet in de organisatie geweest en er heeft nog geen kennismaking met de opdrachtgever plaatsgevonden. Toch hebben we al voldoende informatie om onze eerste mini theorieën te formuleren. Het eerste telefoongesprek, een mail met documenten van de afdeling en de informatie die we gevonden hebben op het internet. Daar zit al zoveel informatie in. Met de mini theorieën in ons achterhoofd gaan we het eerste gesprek aan. Achteraf gaan we kijken welke zijn bevestigd, welke zijn ontkracht en welke nieuwe mini theorieën we ontdekt hebben. Dit biedt ons informatie om de volgende stap in het proces vorm te geven.

Toevoegen of reduceren van dubbelzinnigheid   

Een van de boeken die we gebruiken tijdens deze module is die van Shirine Moerkerken (2015). Zij onderscheidt twee groepen die je vaak tegenkomt in organisaties:

  • Waarheidszoekers
  • Twijfelaars

Je hebt groepen die iets als ‘waarheid’ bestempeld hebben en daarin houvast vinden en er zijn groepen die continu andere perspectieven blijven bedenken. Bij de waarheidszoekers helpt het om de werkelijkheden ter discussie stellen door meer dubbelzinnigheid toe te voegen. Je gaat dan iets wat vastzit loswrikken en creëert ruimte om te bewegen. De twijfelaars kunnen nou juist wel een beetje vastgezette ‘waarheid’ gebruiken. Er is te veel dubbelzinnigheid en dit wil je reduceren. Je gaat dan iets wat heel los zit tijdelijk wat vaster maken.

Van theorie naar interventiekunde in de praktijk

Aankomende week staat het eerste gesprek met de opdrachtgever ingepland. Na een aantal weken waarin de theorie centraal stond, maken we nu de sprong naar de praktijk. Ik vind het altijd onwijs leerzaam om met nieuw gedrag te experimenteren. Natuurlijk ook spannend, alleen ik ben vooral nieuwsgierig naar het effect voor anderen en wat het mij gaat opleveren. Ik heb voor mezelf en mijn studiegenoten een Bingokaart Interventiekunde gemaakt. Daarop staan 9 gedragingen die goed passen bij het vak van een interventiekundige.

interventiekunde-bingo

Doe jij mee en heb je bingo? Dan ga ik met veel plezier het gesprek met je aan om ervaringen uit te wisselen. Stuur mij een bericht, bijvoorbeeld via LinkedIn, en ik neem contact met je op.

 

Krabbel-Britt